Deze dieren houden van de regen?
Lijk je meer een kikker of een orang-oetan? Check het hier
Vogels hebben geen kaart en geen tomtom. Toch vinden ze de weg, zelfs naar een land waar ze nog nooit geweest zijn. Hoe doen ze dat?
Om de weg te vinden, gebruiken vogels hun ogen én hun hersens. Net zoals jij de weg weet van school naar huis door te kijken en de weg te onthouden, zo vindt een merel de weg naar zijn nest terug als hij eten heeft gezocht.
Ganzen kijken goed omlaag als ze de eerste keer met hun ouders mee gaan naar het zuiden. Ze onthouden de rivieren, kusten en gebergtes op de route. Maar de meeste vogels hebben de weg al in hun hoofd als ze uit het ei komen. Ze weten al langs welke kust ze moeten vliegen. En ze kijken ook omhoog: naar de sterren. Net als de oude zeevaarders.
Ook letten trekvogels op de geluiden. Zo horen ze de golven als ze boven zee vliegen. Verder hebben vogels een soort magneetjes in hun hoofd. Die werken als een kompas. Ze voelen waar het noorden, zuiden, oosten en westen is. Een enkele keer gaat het mis. Dan verdwaalt een vogel. Meestal is dat een jonkie. Oude vogels vinden de weg wel terug als ze uit koers geraakt zijn.
De noordse stern broedt in de buurt van de Noordpool. Daar is het in de zomer heel lang licht. Zo kan hij lekker lang vissen. In het najaar vliegt hij helemaal naar de Zuidpool. Daar begint dan juist de zomer en duren de dagen ook weer zo lang. Zodra daar de dagen weer korter worden, vliegt deze stoere vogel het hele eind weer terug.
De boerenzwaluw brengt de winter door in het zuiden van Afrika. Daar zijn dan genoeg vliegen en muggen te vangen. In het voorjaar vliegt hij weer terug. Dan vindt deze knappe vogel niet alleen ons land terug, maar ook de boerenschuur waar hij ieder jaar zijn nest maakt.